‘Nieuwsgierigheid is een vreselijke ziekte, Vendetta. Zorg ervoor dat je er zo snel mogelijk vanaf komt, anders is het te laat.’
Ze kon de wijze levensles door haar met rode haren aangeklede hoofd horen galmen. Woorden die zwaarder leken te worden bij elke stap die de roodharige dame plaatste op het duistere pad. Woorden die steeds terug leken te komen, die niet vergeten of genegeerd konden worden. Woorden die ze eigenlijk, voor haar eigen bestwil, dichtbij zich had moeten nemen en gewoon het pad had moeten negeren. Maar haar nieuwsgierigheid was sterker geweest dan de drammende woorden die in haar hoofd gestampt waren, toen ze nog maar pas ontdekt had wat het was om in de pubertijd te zitten. De woorden hadden misschien een nagalmend effect in haar gedachte, maar de nieuwsgierigheid liet haar schaduwen van het onbekende aan Vendetta haar mouw vastgrijpen en meetrekken. En de grip van die schaduwen was veel krachtiger geweest dan de woorden, die ze nu nog altijd kon horen. Ze wist donders goed dat ze stom bezig was, dat deze ziekte hierna alleen nog maar erger zou worden. Maar ze kon het niet helpen, ze had deze ziekte nou eenmaal al opgelopen toen ze nog een kind was. En hoewel het Oom hoogstwaarschijnlijk diep teleur zou stellen, had ze gefaald om het uit te kunnen roeien.
‘Er is een gezegde, dat luid; wat niet weet, wat niet deert. Die dure gezegdes zijn niet voor niets geschreven, ze zijn meer dan waar. Nieuwsgierigheid maakt je kapot, kan je de kop kosten. Luister mijn kind, nieuwsgierigheid is een moordenaar. Wat je niet weet, kan je ook niet bezeren. Wat je niet kent, kan je ook niet breken.’
Meer woorden volgde, nu veel minder krachtig klinkend in haar hoofd. Maar nog altijd krachtiger dan de waarschuwende woorden van die vreemde bewaker. Hoewel hij Vendetta met doordringende, krachtige woorden geprobeerd had toe te spreken, wist hij haar aandacht niet lang vast te houden. Vendetta had het veel te druk gehad met het onderzoeken van haar omgeving, de open lucht, de vreemde, maar niet onbekende figuren die ze zag lopen. Figuren die wél interessant genoeg waren geweest om Vendetta haar aandacht te trekken. Ze had de toren dan ook brutaal verlaten terwijl de bewaker nog bezig was met zijn verhaal, die ze maar beluisterd had met een half oor. Ze wilde meer te weten komen over waar ze terecht was gekomen, ze wilde antwoorden. Ze wilde alles te weten komen over dit mysterie, het oplossen.
‘Onthoud deze les goed, het zal op een dag je leven redden. En wanneer je geheimen of bepaalde antwoorden te weten bent gekomen, probeer ze te vergeten. Vergeten, is beter dan vergeven.’
Maar Vendetta wilde niet vergeten, ze wilde die les niet aannemen. Ze wilde het geheimzinnige pad bewandelen, het leren kennen, weten wat het zo duister maakte. Was het slechts de val van het licht, of zat er meer achter? En wat was de verklaring voor al die andere mysteries? Waar was ze beland? Ze was niet meer in Londen, dat stond meer dan vast. Maar hoe was het mogelijk dat ze hier terecht was gekomen? Het laatste wat ze zich kon herinneren was dat ze bezig was met een koeriersopdracht, ze moest een boek aan een klant afleveren, vóór zes uur, voordat het theetijd was.
‘En wat je ook doet, kijk niet in het boek! Het is een zeer kostbaar collecteuritem, ik wil geen enkele vette vingerafdruk op de pagina’s terug kunnen vinden, ben ik duidelijk!?’
Had de klant haar de woorden meer dan duidelijk toegeschreeuwd. Maar ondanks hun duidelijkheid had het Vendetta er niet van kunnen weerhouden om toch het boek in te gluren. Maar wat kon je anders verwachten? Ze was een echte leesfanaat, een boekenwurm. En het boek was zo mooi aangekleed met zijn chique kaft. Het leek wel alsof hij Vendetta aanmoedigde om het open te slaan en de eerste paar zinnetjes te lezen. Hoe had zíj, van alle mensen, nee kunnen zeggen tegen zoiets. Uiterst voorzichtig had ze de kaft en enkele bladzijdes tussen haar vingertoppen genomen, om zo het boek open te slaan, zich verheugend op de sierlijke woorden die ze zou gaan lezen... En daar eindigde haar herinnering. Het volgende moment was ze beland in dit kleurrijke wereldje, waarschijnlijk ver weg van het grauwe, grijze Londen waar zij vanaf wist. Niet dat ze dat zo een enorme ramp vond, alles behalve. Het was dat grauwe, grijze Londen waar ze juist van wilde vluchten, waar ze juist zo moe van was. Wat voor haar wél een ramp was, was het feit dat ze opeens zoveel vragen op haar boordje had liggen. Ze wilde altijd alles weten en nu wist ze bijna niks. En niks weten was iets waar Vendetta totaal niet tegen kon. Ze had een hekel aan het onbekende.
Als een vallend blad werden de galmende woorden die bij haar herinneringen hoorde weggeblazen toen ze zacht gekraak en geritsel dacht te kunnen horen. Uit voorzichtigheid trok ze de cap die ze op had wat verder over haar hoofd. Dit zorgde er echter wel voor dat een deel van haar zicht haar ontnomen werd, maar het wist ook een groter deel van haar gezicht te verbergen. Haar zicht hield zich gericht op de grond, zodat ze goed kon blijven zien waar ze haar voeten neer zou zetten. In deze houding schoof ze verder over het duistere paadje, in een wat trager tempo dan toen ze dit pad net betrad.
~ Yesh, kommaar kommaar kommaar, tenzij je haar wil opeten. Ze heeft meer bot dan vlees achter der huid liggen, ik waarschuw je vast. ~